Er is een verband tussen de helling van een lijn en de hoek die die lijn met de -as maakt.
Een lijn maakt dezelfde hoek met de -as als zijn spiegelbeeld in de -as.
Als helling heeft, wat is dan de helling van zijn spiegelbeeld in de -as? En als richtingscoëfficiënt heeft?
Een (niet horizontale) lijn maakt vier hoeken met de -as. Noem een van de niet-stompe hoeken α.
We spreken af: de hellingshoek van is als
de helling van positief is en -α als de helling van
negatief is.
Zo heeft een lijn met helling een hellingshoek van en een lijn met helling een hellingshoek van .
In het plaatje hiernaast liggen de punten en op lijn . Het verschil tussen de -coördinaten van en is .
Als helling heeft, hoe groot is dan het verschil tussen de -coördinaten?
Bereken in dit geval in graden nauwkeurig.
Hoek is even groot als de hoek van met de -as.
We spreken af: als , dan .
Ga na dat de rekenmachine ook volgens bovenstaande afspraak werkt.
Geef de exacte waarde van , en .
Geef de richtingscoëfficiënt (helling) van een lijn met hellingshoek in twee decimalen.
Een (niet horizontale) lijn maakt vier hoeken met de -as. Noem een niet-stompe hoek α.
We spreken af: de hellingshoek van is als
de helling van positief is en -α als de helling van
negatief is.
Als , dan
.
Onze afspraken zijn zó gemaakt dat het volgende geldt.
De lijn met hellingshoek heeft helling .
De rekenmachine werkt volgens onze afspraak.
Geef in één decimaal nauwkeurig de hellingshoek van de lijn:
met vv ;
met vergelijking .
Onder de hoek van twee snijdende lijnen verstaan we de grootte van de twee niet-stompe hoeken in het snijpunt.
Geef in graden nauwkeurig de hoek tussen de lijnen en van opgave 29.
Je kunt bijgaande figuur maken.
Hoe groot is de hoek tussen een lijn met helling en een lijn met helling . Bepaal die hoek zonder je rekenmachine. Licht je antwoord toe.
Het inproduct is ook een handig instrument om de hoek tussen twee lijnen te bepalen. Hoe dat gaat zie je hieronder.
De (scherpe) hoek tussen de lijnen en
is α.
In figuur 1 is α ook de hoek tussen de gekozen richtingsvectoren
en
, dus
.
In figuur 2 is de richtingsvector gekozen
(waarbij
).
De hoek tussen de richtingsvectoren en
is gelijk aan
,
dus hier is
.
In beide gevallen geldt het volgende.
Als en richtingsvectoren van
de lijnen en zijn en
α de hoek tussen en , dan:
.
In woorden kun je het zo formuleren.
De cosinus van de hoek α tussen twee lijnen en bereken je als volgt.
Kies richtingsvectoren en
van de lijnen.
Neem de absolute waarde van hun inproduct
en deel dat door het product van hun lengtes
.
Gegeven zijn de lijnen
met pv en
met vergelijking
.
Als richtingsvector van nemen we . Een normaalvector van is , dus een richtingsvector is
. Het inproduct , de absolute waarde is dus
. Het product van hun lengtes is:
, dus voor de hoek
α tussen en geldt:
, dus
α .
(Vergelijk dit resultaat met dat van opgave 30a.)
Bereken met behulp van het inproduct de hoek tussen de volgende vectoren in graden nauwkeurig.
en ; en ; en .
Bereken met het inproduct in graden nauwkeurig de hoek tussen de lijnen met pv
en
.
En ook tussen de lijnen met pv
en
.
Bereken de hoek tussen de -as en de lijn met pv
.
Teken op roosterpapier de vector en met hetzelfde beginpunt twee vectoren
en die een hoek van met maken; zie figuur.
De lengte van die vectoren ligt niet vast; maak het eerste kental van gelijk aan en maak even lang als .
Wat denk je dat het tweede kental van is?
Ga met een berekening na dat en een hoek van precies met elkaar maken.
Welke vector is ?
Geef alle vectoren die een hoek van met de vector maken.
en zijn twee snijdende lijnen. Lijn is een normaal van en lijn een normaal van .
Toon aan dat de hoek tussen en gelijk is aan de hoek tussen
en .
De hoek tussen twee lijnen kun je dus ook bepalen door de hoek tussen hun normalen te berekenen.
De hoek van twee lijnen is gelijk aan de hoek tussen normalen van die twee lijnen.
Gegeven zijn de lijnen met vergelijking en
met vergelijking .
Normalen van die lijnen hebben richtingsvectoren en
.
De hoek tussen de lijnen en noemen we , dan
, dus
.
Bereken de hoek tussen de lijnen en in graden nauwkeurig in de volgende gevallen.
|
en |
|
|
en |
|
Als twee lijnen met helling en (beide niet ) loodrecht op elkaar staan, dan .
Laat dat zien met behulp van richtingsvectoren en het inproduct.
Geef een vergelijking in de vorm van de lijn door die loodrecht op de lijn staat.
Voor welke staan de lijnen en loodrecht op elkaar?
is de lijn door en het punt .
Teken in een rooster.
Bereken de hellingshoek van in drie decimalen.
is de lijn door met een twee keer zo grote hellingshoek als .
Teken in hetzelfde rooster als .
Het lijkt erop dat door gaat.
Bereken de hellingshoek van de lijn door en in drie decimalen.
Uit b en d kun je alleen maar concluderen dat ongeveer door gaat. Je kunt dat zeker weten door de cosinus van de hoek tussen de vectoren en en die tussen de vectoren en te berekenen.
Doe dat.
Tel de vectoren en op. Leg uit hoe hieruit volgt dat door gaat.
In opgave 37 zullen we het volgende bewijzen.
De lijn met helling heeft een twee keer zo grote hellingshoek als de lijn met helling ,
en
.
Waarom moet hierboven en zijn?
Ga na dat volgens het bovenstaande de lijn met richtingsvector een twee keer zo grote hellingshoek heeft als de lijn met richtingsvector .
Een lijn met hellingshoek heeft helling en een lijn met hellingshoek heeft helling .
Laat zien dat dit in overeenstemming is met bovenstaande formule.
De lijn met helling heeft een twee keer zo grote hellingshoek als de lijn met helling , en .
In de volgende twee opgaven geven we twee bewijzen van bovenstaande, het eerste met gelijkvormigheid, het tweede met het inproduct.
Zie de figuur voor de gegevens. Bovendien is . De lijn heeft dus helling . De hellingshoek van lijn is keer zo groot als die van .
Laat zien dat de driehoeken en gelijkvormig zijn.
Druk de lengte van en de coördinaten van uit in .
is het midden van .
Waarom?
Bepaal daarmee de coördinaten van en leid hieruit af dat lijn helling heeft.
In plaats van het bewijs met gelijkvormigheid in opgave 37, kunnen we ook een bewijs met het inproduct geven.
In de figuur hiernaast heeft helling en
hellingshoek ϕ; heeft hellingshoek ϕ.
De helling van noemen we .
Laat zien dat dan en .
Laat zien dat uit a volgt: .
Bereken nu met behulp van het vorige onderdeel, dat wil zeggen, druk uit in .
Zie de figuur hiernaast voor de gegevens.
Bereken exact.