In de onderbouw heb je met vergelijkingen van lijnen gewerkt. Die hadden de vorm: .
Het getal geeft de steilheid van de lijn aan.
Als je vanuit een punt op de lijn eenheid naar rechts gaat, moet je eenheden omhoog gaan om weer op de lijn te komen.
(Als , moet je omlaag gaan.)
In plaats van steilheid spreekt men ook wel van helling of
richtingscoëfficiënt.
De lijn met vergelijking snijdt de -as op hoogte en heeft helling .
Geef van de volgende lijnen een vergelijking.
De lijn door met helling ,
de lijn door en ,
de horizontale lijn door ,
de verticale lijn door .
Een lijn heeft helling .
Geef een richtingsvector van die lijn.
Geef een pv van de lijn met vergelijking .
Door te variëren krijg je alle mogelijke richtingen voor de lijn op één richting na.
Welke?
Elke lijn niet evenwijdig met de -as (of de -as zelf), heeft een vergelijking van de vorm .
Bekijk de vergelijking .
Herschrijf de vergelijking in de vorm en bepaal en .
Aan de schrijfwijze in de vorm zie je dat de grafiek bij de vergelijking een rechte lijn is.
Bekijk de vergelijking voor alle mogelijke getallen , en .
Als je voor neemt, krijg je een lijn door de oorsprong en anders niet. Waarom?
In welke gevallen krijg je een horizontale lijn?
En in welke gevallen een verticale lijn?
De vergelijking krijg je door , en te nemen.
Wat kun je over de getallen , en zeggen als je de vergelijking niet in de vorm kunt schrijven?
Het volgende is ook in hoofdstuk 5 van 4Vb deel 2 aan de orde geweest. Daar is het inproduct van twee vectoren
en
gedefinieerd als:
.
In dat hoofdstuk hebben we het volgende gezien.
Als en , dan: en staan loodrecht op elkaar.
In de figuur is een vector getekend. We bekijken alle mogelijke punten met .
Er zijn een heleboel punten waarvoor .
In de figuur is zo’n punt getekend.
Neem de tekening hiernaast over en geef daarin nog enkele mogelijke punten aan met
.
Wat krijg je als je alle punten tekent met ?
Veronderstel en .
Schrijf uit.
Conclusie: de vector staat loodrecht op de lijn met vergelijking .
Waarom snijden de lijnen en elkaar niet?
Waarom staat loodrecht op de lijn met vergelijking ?
Een vector die loodrecht op de lijn staat, noemen we normaalvector van . Een lijn die loodrecht op staat noemen we een normaal van .
is normaalvector van de lijn met vergelijking .
Gegeven zijn de punten en .
is dan een richtingsvector van lijn
, dus is
een normaalvector.
Een vergelijking van lijn
is dus voor een of ander getal .
Door of in de vergelijking in te vullen vind je .
Je krijgt: .
Geef zoals in bovenstaand voorbeeld een vergelijking van de lijn door en
.
Ook van de lijn door en .
Gegeven zijn de punten en .
Geef een vergelijking van de lijn door loodrecht op lijn .
is normaalvector van die lijn.
Geef een vergelijking van de middelloodlijn van .
Geef een vergelijking van de lijn door evenwijdig aan de lijn met vergelijking .
Zoals bekend, liggen alle punten die aan een vergelijking van de vorm (met of ) voldoen op een rechte lijn.
Welke bijzonderheid heeft de lijn als en
?
En als en
?
Waarom is geëist dat of ?
Welke bijzonderheid heeft de lijn als (en of )?
Gegeven is de lijn met vergelijking en met vergelijking voor een zeker getal .
Voor welke waarde van zijn en evenwijdig?
is de lijn met vergelijking voor zekere getallen en .
Voor welke en zijn de lijnen en hetzelfde?
Iemand kijkt vanuit punt naar de -as.
Een punt van de -as ziet hij op een plek op de -as.
De koppeling van de punten op de -as naar punten op de -as komt tot stand door een zogenaamde centrale projectie.
De lijnen door vormen een zogenaamde lijnenbundel of waaier met centrum .
Stel een vergelijking op van de straal die door het punt gaat.
Bepaal het bijbehorende punt door deze straal te snijden met de -as.
Bepaal het bijbehorende punt ook met behulp van gelijkvormigheid.
De lijnenbundel met centrum zorgt voor een koppeling van bijna alle punten van de -as met bijna alle punten van de -as.
Welke punten van de - en -as zijn de uitzonderingen?
De lijnenbundel met centrum kan ook worden beschreven als .
Leg dat uit.
Geef een voorbeeld van waarden die je voor en kunt nemen, opdat de straal door gaat.
Bepaal hiermee het bijbehorende punt .
Het oog zit nu op een andere plaats, zeg . Een lijn die een punt van de -as aan een punt van de -as koppelt heeft vergelijking: en een andere . De lijnenbundel met centrum kan beschreven worden door: .
Leg dat uit.
Kies en , dan vind je: , dus je krijgt de lijn .
Ga dat na.
In b zijn en zó gekozen dat je een horizontale lijn krijgt.
Hoe moet je en kiezen om een verticale lijn te krijgen?
Welke lijn vind je dan?
ligt dus op de horizontale lijn en op de verticale lijn , dus is .
In opgave 10 heb je het snijpunt berekend van de lijnen
en
.
Je neemt in de uitdrukking
de getallen en zó, dat er niet meer in voorkomt. Je vindt .
Vervolgens kies je en zó, dat er niet meer in voorkomt; je vindt: .
Het snijpunt is dus .
Als je gevonden hebt dat de -coördinaat van het snijpunt is, kun je de -coördinaat ook berekenen door
in een van de vergelijkingen of
in te vullen.
Het oog zit nu op een plaats . De punten en op de -as worden gezien in respectievelijk en op de -as.
Bepaal de coördinaten van .
Beschrijf de lijnenbundel met centrum .
Welk punt van de -as wordt vanuit gezien op op de -as?
Ga na of de lijnen en elkaar snijden in de volgende vijf gevallen. Bereken het snijpunt in geval ze elkaar snijden.
|
en |
; |
|
en |
; |
|
en |
; |
|
en |
; |
|
en |
. |
In hoofdstuk 5, deel 2 4Vb hebben we vectorvoorstellingen (vv) en parametervoorstellingen (pv) van lijnen bekeken, in deze paragraaf vergelijkingen. In het volgende leer je hoe je soepel kunt overstappen van het een op het ander.
Gegeven is de lijn met vergelijking . Je kunt twee punten van de lijn berekenen, bijvoorbeeld
en .
Dan is een richtingsvector van de lijn.
Een vv van de lijn door die twee punten is dus .
En een pv is dus .
Het kan ook zó: een punt van de lijn is bijvoorbeeld . Verder is een normaalvector van de lijn,
dus is een richtingsvector. Een vv is dus: .
Gegeven is de lijn met vv .
De vector is een normaalvector, dus
is een vergelijking voor een of ander getal .
Het getal vind je door een punt van de lijn in te vullen, bijvoorbeeld ; dit geeft .
Een vergelijking is dus: .
Een andere manier om van een pv (of vv) op een vergelijking over te stappen is het zogenaamde elimineren van de parameter.
We nemen de lijn met pv als in het vorige voorbeeld.
Dan en .
Uit de laatste gelijkheid volgt . Dat vul je voor in
in; dan krijg je:
. Dit kun je herschrijven als: .
Van vier lijnen is een vergelijking gegeven. Geef van die lijnen een vv.
|
|
|
|
Van vier lijnen is een vv of pv gegeven. Geef van die lijnen een vergelijking.
|
|
|
|
Elimineer de parameter in: .
Elimineer de parameter in:
.
Welke figuur hoort bij deze pv?
Eerder in deze paragraaf heb je het snijpunt van twee lijnen berekend als beide in een vergelijking gegeven zijn. In de volgende opgave moet je het snijpunt berekenen als van minstens één de pv (of vv) gegeven is. Je kunt natuurlijk bij beide lijnen eerst een vergelijking maken, maar dat is niet altijd de handigste manier.
Gegeven de lijnen met vv en met vv .
Je vindt het snijpunt van de lijnen waarschijnlijk niet door de vergelijking op te lossen. Waarom niet?
Bij het snijpunt hoort bij een andere waarde van de parameter dan bij . Je moet dus getallen en vinden met: . Dit leidt tot een stelsel van twee vergelijkingen met twee onbekenden.
Los dit op en bepaal de coördinaten van het snijpunt van en .
Het kan ook anders. Een vergelijking van is (ga dat na). Het punt van ligt op als: .
Bereken hiermee de coördinaten van het snijpunt van en .
Bereken de coördinaten van de gemeenschappelijke punten van en in de volgende gevallen.
|
en |
|
|
en |
|
|
en |
|
|
en |
|
In applet Mini-loco_lijnen kun je nog meer oefenen.