priemgetal

Een positief getal dat je maar op één manier kunt schrijven als product van twee positieve gehele getallen, noemen we een priemgetal. Het getal 1 neemt een uitzonderingspositie in: we spreken af dat 1 geen priemgetal is.

ontbinden in factoren

Een veelterm schrijven als product van factoren, heet ontbinden in factoren.

Voorbeelden
x 2 + 4 x = x ( x + 4 )
x 2 4 x 21 = ( x + 3 ) ( x 7 )
x 2 + 6 x + 9 = ( x + 3 ) 2

voorrangsregels

Machtsverheffen gaat vóór vermenigvuldigen en vóór het tegengestelde nemen.

Dus:

2 x 2 = 2 x x

x 2 = ( x x )

systematisch oplossen

Soms kun je een vergelijking ontbinden in factoren. In dat geval kun je de vergelijking oplossen met de regel: een product is 0 als minstens één van de factoren 0 is. Voordat je kunt ontbinden in factoren, moet je vaak een aantal bewerkingen uitvoeren, zoals:

  • op nul herleiden,

  • haakjes uitwerken,

  • termen rangschikken,

  • delen door een getal.

Voorbeeld
( x + 3 ) 2 = ( x 1 ) 2 + 58
x 2 + 6 x + 9 = x 2 + 2 x 1 + 58
2 x 2 + 4 x 48 = 0
x 2 + 2 x 24 = 0
( x + 6 ) ( x 4 ) = 0
x = 6    of    x = 4

Controle:
( x + 3 ) 2 = ( 3 ) 2 = 9 en ( x 1 ) 2 + 58 = 49 + 58 = 9
( x + 3 ) 2 = 7 2 = 49 en ( x 1 ) 2 + 58 = 3 2 + 58 = 49

Voorbeeld
We lossen de vergelijking ( x 2 4 ) ( x 2 + 9 ) = 0 op. Er zijn twee mogelijkheden:
Of x 2 = 4 , dus x = 2    of    x = 2 ,
of x 2 = 9 , maar dat kan niet.
De vergelijking heeft dus twee oplossingen: 2 en 2 .

product is 0

Als het product van twee getallen nul is, dan is het ene getal nul of is het andere getal nul.

In algebrataal
Als a b = 0 , dan a = 0    of    b = 0 .

Een dergelijke uitspraak geldt ook voor het product van drie of meer factoren dat nul is.

Distributiewetten

Voor alle getallen a , b en c geldt:

  • a ( b + c ) = a b + a c

  • a ( b c ) = a b a c

Product van tweetermen
Voor alle getallen a , b , c en d geldt:

  • ( a + b ) ( c + d ) = a c + a d + b c + b d

Merkwaardige producten
Voor alle getallen a en b geldt:

  • ( a + b ) 2 = a 2 + 2 a b + b 2

  • ( a b ) 2 = a 2 2 a b + b 2

  • ( a + b ) ( a b ) = a 2 b 2

vergelijkingen opstellen

Een rechthoek heeft oppervlakte 21; zijn lengte is 4 groter dan zijn breedte. Wat zijn de afmetingen?

Noem de breedte x .
We krijgen dan de vergelijking: x ( x + 4 ) = 21
Deze vergelijking heeft twee oplossingen: 7 en 3.
De oplossing 7 kan niet omdat lengte en breedte allebei positief moeten zijn. De breedte van de rechthoek is dus 3 en de lengte 7.

de graad van een vergelijking

De vergelijking 5 x = x 2 + 4 x 12 is een tweedegraads vergelijking: de hoogste macht van x in deze vergelijking is 2. Er zijn ook derde-, vierde- of tiendegraads vergelijkingen. De vergelijking 5 ( x + 3 ) = 2 x 5 is een eerstegraads vergelijking.