21.9  Extra opgaven
Intro: grote lengtes klein oppervlak
1

Bekijk de volgende reeks figuren.

We nemen voor de zijde van het beginvierkant 9 .

a

Bereken de omtrek en de oppervlakte van het beginvierkant.

De tweede figuur ontstaat door bij de hoeken van het beginvierkant vier kleinere vierkanten af te halen. De zijden van de kleinere vierkanten zijn 3 eenheden.

b

Bereken de omtrek en de oppervlakte van de tweede figuur.

c

Bereken de omtrek en de oppervlakte van de derde figuur.

(hint)

De kortste zijden hebben lengte 1 .

2

Het kleinste rechte stukje in de spiraal is 5  mm. Alle andere rechte stukken zijn veelvouden hiervan.

a

Hoe lang is de spiraal?

(hint)
b

Wat is de oppervlakte van het kleinste vierkant waar de spiraal in past?

Omtrek en oppervlakte
3

De ster is gemaakt van twaalf gelijkzijdige driehoekjes, dat zijn driehoekjes waarvan alle zijden even lang zijn. De omtrek van de ster is 36  cm.
Hoeveel cm is de omtrek van de oker zeshoek?

(hint)
4

Een vierkant terras van 6 bij 6  meter is betegeld met rechthoekige tegels. Er liggen 8  rijen van elk 12  tegels.
Wat is de oppervlakte van één tegel?

5

Twee rechthoeken, één van 8 bij 10 en één van 9 bij 12 , liggen voor een deel over elkaar.
Het blauwe gebied heeft oppervlakte 37 .
Wat is de oppervlakte van het oker gekleurde gebied?

(hint)

Dus:

Figuren verknippen
6

Je ziet hier de plattegrond van een kamer. Alle hoeken zijn recht. Enkele afmetingen van de kamer zijn gegeven.

a

Kun je de figuur zó verknippen dat je met de stukken een eenvoudiger figuur kunt leggen?

b

Wat is de oppervlakte van de kamer, uitgedrukt in a ?

7

Drie halve cirkelbogen met straal 1  cm. De bovenste loopt tussen de hoogste punten van de andere twee halve cirkels.

Bereken de oppervlakte van het donkerblauw gekleurde gebied.

(hint)
Je kunt dat gebied tot een rechthoek verknippen.
Oppervlakte van parallellogram en driehoek
8

In het rooster zijn zes figuren getekend. We nemen een hokje van het rooster als eenheid van oppervlakte.
Hoeveel hokjes is elk van de figuren groot?
Als je wilt, kun je het werkblad gebruiken.

9

In het rooster is parallellogram A B C D getekend.

a

Bereken de oppervlakte van het parallellogram met hokjes tellen.

b

Als je B C als basis van parallellogram A B C D neemt, hoe groot is dan de bijbehorende hoogte?

10

We bekijken een kruising van twee wegen. De wegen zijn 6 en 10  meter breed.
Op de hoeken staan vier lantaarnpalen: A , B , C en D .
A en B staan 7,5  meter van elkaar af.

a

Wat is de oppervlakte van het kruispunt A B C D ?

b

Hoever staan B en C van elkaar af?

11

Driehoek A B C is rechthoekig in A .

a

Bereken B C .

b

Bereken de oppervlakte van driehoek A B C .

De lijnen A D en B C staan loodrecht op elkaar.

c

Bereken A D met behulp van de oppervlakte van driehoek A B C .

12

Bereken de oppervlakte van de driehoek met zijden 16 , 17 en 17 .

13

A B = 14 , B C = 15 en de oppervlakte van driehoek A B C is 84 .

a

Bereken C D .

b

Bereken B D en A D .

c

Bereken A C .

Allerlei figuren
14

Het trapezium A B C D heeft twee rechte hoeken. A D = D C = 3 en A B = 6 .
S is het snijpunt van de diagonalen. Door de diagonalen wordt het trapezium in vier driehoeken verdeeld.

a

Waarom zijn de driehoeken A B S en C D S gelijkvormig?

b

Wat zijn de hoogtes van deze driehoeken?

c

Wat zijn de oppervlaktes van deze driehoeken?

d

Bereken de oppervlaktes van de driehoeken A D S en B C S .

15

Het trapezium in de tekening heeft hoogte 4 . De evenwijdige zijden zijn 2 en 6 lang.

a

Bereken de oppervlakte door het in een parallellogram en een driehoek te verdelen.

b

Bereken de oppervlakte van het trapezium ook door het in twee driehoeken te verdelen.

Het kan nog anders. Je kunt naast het trapezium net zo’n trapezium tekenen, maar dan op zijn kop, zo dat ze samen een parallellogram vormen.

c

Bereken de oppervlakte van het trapezium ook op deze manier.

16

Het trapezium heeft twee rechte hoeken. Van drie zijden is de lengte gegeven.
Bepaal de oppervlakte van het trapezium.

Cirkels en speciale driehoeken
17

De rand van de figuur bestaat uit halve cirkels, met straal 1  cm.

a

Wat is de omtrek van de figuur?

b

Wat is de oppervlakte van de figuur?

18

Bekijk het parallellogram met zijden van 6 en 8  cm. De hoek tussen die zijden is 45 °.

a

Kies een basis, bereken de bijbehorende hoogte en bereken de oppervlakte van het parallellogram.

b

Teken een parallellogram met zijden 6 en 8  cm en hoek tussen die zijden van 60 ° .

c

Bereken de oppervlakte van dat parallellogram.

Gemengde opgaven
19

De twee oker gekleurde rechthoeken binnen de grote rechthoek hebben dezelfde oppervlakte.
Leg dat uit.

(hint)

In de figuur zie je zes driehoeken die twee aan twee gelijk zijn.

20

A D : D B = 2 : 1 en A E : E C = 4 : 3 . De oppervlakte van driehoek D B C is 21 .

a

Wat is de oppervlakte van driehoek A D C ?

b

Wat is de oppervlakte van driehoek D C E ?

21

In de tekening staan twee parallellogrammen. Het rechter parallellogram is 1 1 2 keer zo breed als het linker en twee keer zo hoog. We kennen de afmetingen van de parallellogrammen niet.
Wat weet je van de verhouding van de oppervlaktes van de parallellogrammen?

22

Het kleine vierkant heeft zijde 3,5  cm, het hele vierkant heeft zijde 5  cm.
Wat is de oppervlakte van de oker pijlpuntvlieger?

23

Het vierkant heeft zijde 6  cm. Het is verdeeld in drie stukken met gelijke oppervlakte. De onderste twee stukken zijn elkaars spiegelbeeld.

a

Laat zien dat de drie stukken even groot zijn als x + y = 8 .

Een vierkant blaadje van 6 bij 6  cm wordt dubbelgevouwen. De punten A en B liggen op de vouwlijn; ze worden verbonden met twee van de hoeken van het blaadje. Zo ontstaan er drie gebieden met gelijke oppervlakte.

b

Hoeveel cm liggen A en B van elkaar?

24

De vier overlappende vierkanten hebben achtereenvolgens zijden van 11 , 9 , 7 en 5  cm.

Hoeveel cm2 is de totale oppervlakte van de blauwe gebieden groter dan die van de oker gebieden?

25

Van een vierkant met zijde 4  cm zijn bij twee hoeken kwartcirkels afgeknipt met straal 2  cm.
Wat is de oppervlakte van het oker gebied dat je overhoudt?

26

Om een gelijkzijdige driehoek met zijde 4  cm is een blauwe strook getekend van breedte 1  cm.

Wat is de oppervlakte van die strook?

27

In de figuur zijn twee rechthoeken, A B C D en D B E F , te zien. Rechthoek A B C D is 3 bij 4  cm.

Hoeveel cm2 is de oppervlakte van rechthoek D B E F ?

28

De twee regelmatige zeshoeken zijn gelijk.
Welk deel van het parallellogram is blauw?

29

Er zit een touw strak om de aarde, zoals een ring om een vinger. Het is een heel lang touw van meer dan 40.000  kilometer. Nu knip je het touw door en doe je er één meter extra touw tussen. Dan til je het touw overal een beetje op, zodat het op elke plek even ver van het aardoppervlak is. In het plaatje hieronder zie je hoe dat er praktisch uit kan zien.

Hoeveel ruimte is er nu tussen het touw en de aarde?
Ongeveer zoveel als een elektron? Een bacterie? Een krant? Een kat? Een olifant?