1

Laten we eens naar twee legpuzzels kijken.
Op het werkblad staan twaalf driehoeken met zijden van 3, 4 en 5 cm en vier vierkanten.

a

Knip die uit.

b

Leg vier driehoeken en een vierkant van 1 bij 1 cm aan elkaar tot een vierkant van 5 bij 5 cm.
Plak het resultaat in je schrift.

c

Neem acht driehoeken, het 3-bij-3 vierkant, het 4-bij-4 vierkant en het 5-bij-5 vierkant. Leg de elf figuren zó neer dat ze samen twee even grote vierkanten vormen.
Plak het resultaat in je schrift.

De tweede legpuzzel gebruiken we om een beroemde stelling te bewijzen: de stelling van Pythagoras. Voordat we je vertellen wat de stelling van Pythagoras inhoudt en hoe je deze kunt bewijzen, moet je eerst wat meer weten over rechthoekige driehoeken.

Hierboven zie je een Pythagoras-boom.
De boom is opgebouwd uit vierkanten en rechthoekige driehoeken.