aanzichten

De piramide is 2 cm hoog. De ribben in het grondvlak zijn 2 cm. Hieronder zie je de drie aanzichten. Ribbe T C kun je alleen in het zijaanzicht meten, ribbe A C alleen in het vooraanzicht.

uitslagen

In de figuur zie je een uitslag van een driezijdige piramide. De ribben van het grondvlak zijn 2 cm en de opstaande ribben 2 1 2  cm.

Een uitslag is een bouwplaat zonder plakrandjes.

diagonalen

In de figuur staat een torentje.

A H en H C zijn buitendiagonalen. E G en T C zijn binnendiagonalen.

Vanuit T kun je vier binnendiagonalen tekenen. In vlak E F G H liggen twee binnendiagonalen. In balk A B C D . E F G H heb je vier binnendiagonalen. Er zijn dus 10  binnendiagonalen.
Er zijn 5 · 2 = 10  buitendiagonalen.
Er zijn 16  ribben. Dus er zijn 10 + 10 + 16 = 36  verbindinglijntjes tussen de negen punten van de toren. Dat klopt met de formule uit hoofdstuk 2: het aantal verbindingslijntjes tussen 9  punten is 9 · 8 : 2 = 36 .

lengtes meten

Je kunt de lengte van een verbindingslijntje niet altijd in een ruimtelijke tekening meten. Dat kun je wel door een vlak waar dat lijntje in ligt, op ware grootte te tekenen.

Voorbeeld

Veronderstel dat het grondvlak van het torentje hiernaast 3 bij 3 cm is, dat vlak E F G H op hoogte 4 cm ligt en T op hoogte 7 cm. Als je de lengte van E G wil weten, teken je een vierkant van 3 bij 3 cm en meet de lengte van een diagonaal. Je vindt E G = 4,2  cm.
Als je de lengte van E G wil weten teken je driehoek A C T . Die is "onder aan de basis" 4,2 cm breed (want A C is even lang als E G ) en T ligt daar midden boven op hoogte 7 cm. Je vindt: T C = 7,3  cm

regelmatige veelvlakken

Euclides bewees dat er vijf regelmatige veelvlakken zijn.

  • het regelmatige viervlak (een driezijdige piramide waarvan alle zes de ribben even lang zijn)

  • het regelmatige zesvlak (de kubus)

  • het regelmatige achtvlak (zie hierna)

  • het regelmatige twaalfvlak (zie hierna)

  • het regelmatige twintigvlak (zie hierna)

tellen in de ruimte

Je kunt in een ruimtelijke figuur systematisch tellen.

Voorbeelden

Het aantal ribben in een regelmatige twaalfvlak bereken je als volgt. Er zijn 12 vijfhoekige grensvlakken. Elk grensvlak heeft 5 ribben. Elke ribbe ligt in twee grensvlakken. Het aantal ribben van het regelmatige twaalfvlak is dus 5 · 12 : 2 = 30 .
Het aantal buitendiagonalen van een zevenzijdig prisma bereken je als volgt. In een zevenhoek heb je 7 · 6 : 2 7 = 14  diagonalen. Boven heb je dus 14 diagonalen, onder ook. In elk rechthoekig grensvlak heb je er 2. In totaal heb je 14 + 14 + 7 · 2 = 42  buitendiagonalen.