6 ⋅ 6000 = 36000
8 ⋅ 6 = 48 en 8 ⋅ ( 2 ⋅ 3 ) = 48
40 ⋅ 10 = 400 en 8 ⋅ ( 10 ⋅ 5 ) = 400
lengte × breedte : 5 a ⋅ 3 b hokjes tellen: 15 ⋅ a b
5 a ⋅ 3 b = 15 ⋅ a b
4 a ⋅ 4 b = 16 ⋅ a b
Zie opgave a.
a ⋅ 3 b = 3 ⋅ a b
2 ⋅ 1 ⋅ 3 ⋅ 2 = 12 5 ⋅ 1 ⋅ 2 = 10
3 ⋅ 2 ⋅ 5 = 30 2 ⋅ 3 ⋅ 5 = 30
Ja, de gelijkheid klopt.
Neem bijvoorbeeld a = 2 en b = 4 . 3 ⋅ 2 ⋅ 3 ⋅ 4 = 72 en 3 ⋅ 2 ⋅ 4 = 24 . De gelijkheid klopt dus niet.
De volgende gelijkheden zijn juist: 3 a + 2 b + 2 a = 5 a + 2 b 3 a + 5 b = 5 b + 3 a 3 a ⋅ 2 b = 6 a b
Om een volgend getal uit de rij te krijgen, moet je zijn twee voorgangers optellen. Bijvoorbeeld: 12 = 5 + 7 en 19 = 7 + 12 .
De getallen uit de rij zijn: a , b , a + b , a + 2 b , 2 a + 3 b , 3 a + 5 b . De uitkomst van a + b + ( a + b ) + ( a + 2 b ) + ( 2 a + 3 b ) + ( 3 a + 5 b ) = 8 a + 12 b
Het vijfde getal uit de rij is 2 a + 3 b . Er geldt: 4 ( 2 a + 3 b ) = 8 a + 12 b en dat is precies de uitkomst.